Herstel van natuurlijk evenwicht

biodiversiteit

Biodiversiteit is van levensbelang. We zijn ervan afhankelijk voor onze voedselvoorziening op lange termijn. Het is goed voor onze mentale gezondheid en maakt dat we beter bestand zijn tegen de gevolgen van klimaatverandering. Biodiversiteit vertegenwoordigt wereldwijd bovendien een enorme economische waarde.

Groeiende variëteit aan flora & fauna

Bij Gula Gula Forest Projects staat soortenrijkdom daarom centraal bij het herstellen van ernstig gedegradeerde (agro)ecosystemen in Indonesië. Op West-Sumatra bijvoorbeeld imiteren en versnellen we samen met de lokale boeren de natuurlijke regeneratie van een bosecosysteem. We beschermen inheemse soorten en laten ze groeien. We verschaffen ze gezelschap in de vorm van (eveneens inheemse) fruit- en specerijbomen en soorten die hout opleveren. Dit gemengde voedselbos ontwikkelt zich in vijf jaar tot de leefomgeving van een groeiende variëteit aan flora en fauna.

Strooiselwormen, bodemwoelers en diepgravers

Ook ondergronds wemelt het van het leven. Dat is belangrijk voor de kwaliteit van de bodem en dus om gewassen duurzaam te kunnen telen. Wormen zijn de architecten van de bodem. Ze zijn onder te verdelen in strooiselwormen, bodemwoelers en diepgravers. Tijdens de drie fasen waarin het voedselbos tot ontwikkeling komt, stellen we regelmatig vast welke soorten in welke hoeveelheden voorkomen. Daaruit kunnen we de kwaliteit van de bodem afleiden.

Herstel van biodiversiteit in 3 fasen

Fase 1. Gedegradeerde gronden

Dit is het startpunt. Door ongeschikte vormen van landbewerking gedijt in dit gebied alleen taai langgras nog. Deze vegetatie biedt weinig bescherming voor planten en dieren. Er ontstaan regelmatig weidebranden die het overgebleven zaad in de grond kapotmaken. Zonder menselijk ingrijpen zal het areaal zich niet ontwikkelen. ANR biedt uitkomst.

Fase 2. Jong voedselbos

Mengteelt van overgebleven en geplante inheemse boomsoorten zorgen ervoor dat insecten, apen en herten komen eten van de eerste vruchten en het sappige jonge groen. De bodem wordt steeds vochtiger, wilde zwijnen vinden het heerlijk om erin te woelen. Het jonge bos is aantrekkelijk voor uil, adelaar en Aziatisch luipaard.

Fase 3. Volgroeid voedselbos

Na een jaar of acht biedt het bos onderdak aan een grote variëteit aan planten en dieren die er leven, spelen, jagen en voedsel vergaren. Het is een gewilde habitat. Zelfs de kieskeurigste wilde bijen vestigen zich er, wat een hele eer is. Dat de Sumatraanse tijger zijn weg ernaartoe heeft gevonden is een spectaculair hoogtepunt.

Meten is weten

Wat met het blote oog te zien is, willen wij van Gula Gula Forest Project ook graag onderbouwen met gedegen wetenschappelijk onderzoek. Samen met onze partner biometrio.earth monitoren we de bovengrondse verandering in biodiversiteit in onze projectgebieden. Biometrio.earth is gespecialiseerd in biodiversiteitsmetingen op basis van bio acoustics en wildcamera’s. Voor onderzoek naar de ondergrondse veranderingen werken we samen met staf en studenten van de faculteit Bodemkunde van Malang Universiteit, Oost Java. De nadruk van dit onderzoek ligt op (agro)biodiversiteit. Dat is de biodiversiteit die de bodemkwaliteit verbetert ten behoeve van duurzame verbouw van gewassen.

Zowel het bovengrondse als het ondergrondse onderzoek vindt plaats in de drie fases van voedselbosontwikkeling. Doordat we al twaalf jaar nieuwe stukken gedegradeerd land herstellen, is het mogelijk een vergelijking te maken tussen nieuw te herstellen land met de oudste stukken land, waar al enkele jaren een volgroeid voedselbosareaal te vinden is. We hebben het areaal verdeeld in drie fasen.

Stooiselwormen, bodemwoelers en diepgravers

Ook ondergronds wemelt het van het leven. Dat is belangrijk voor de kwaliteit van de bodem en dus om gewassen duurzaam te kunnen telen. Wormen zijn de architecten van de bodem. Ze zijn onder te verdelen in strooiselwormen, bodemwoelers en diepgravers. Tijdens de drie fasen waarin het voedselbos tot ontwikkeling komt, stellen we regelmatig vast welke soorten in welke hoeveelheden voorkomen. Daaruit kunnen we de kwaliteit van de bodem afleiden.

Strooiselwormen (‘epigeic’)

Strooisellaagbewoners leven in de bovenste laag van de bodem. Ze zijn niet sterk genoeg om zich verder in de bodem in te graven. In voortplanting zijn ze wel heel goed. Binnen no-time is de familie uitgebreid. Ze voeden zich met dode bladeren, gras en takjes. Echte afvalverwerkers dus. Bekende soorten zijn de compostworm en tijgerworm.

Bodemwoelers (‘endogeic’)

Iets verder in de bodem, op zo’n 30 centimeter diepte, leven de bodemwoelers. De bodemwoelers zijn echte bodembeteraars. Ze zetten organische resten om in voeding voor de planten. Ze graven tunnels, waardoor water en lucht beter circuleren. Daar zijn de plantjes heel blij mee, omdat het de grond luchtig houdt. Een bekende bodemwoeler is de graspier.

Diepgravers/pendelaars (‘anecic’)

Diepgravers zijn de tunnelbouwers onder de wormen. Ze graven tunnels tot wel 3 meter onder de grond. In die tunnels wordt overtollig regenwater opgeslagen. Op doorreis laat een diepgraver zich af en toe aan het oppervlak zien, maar hij verdwijnt zo snel als hij kan weer onder de grond. Een bekende diepgraver is de dauwpier.

FASE 1: GEDEGRADEERDE GRONDEN (0-2 JAAR)

Bio acoustics nemen geluiden op van het bos, tot op wel 5 kilometer afstand, inclusief ultrasounds van vleermuizen. De soundscape van een gedegradeerd stuk land laat vooral activiteit zien in het onderste deel van de soundscape. Dit betekent dat er maar weinig geluid is en dat er weinig variatie in is; het ‘hokje’ is nauwelijks gekleurd. Het gaat hier vooral om insecten en vogels, die de insecten eten. Kleinere dieren zoals civetkat of wild zwijn gebruiken deze gebieden wel gebruiken om van het ene stuk bos naar het andere te lopen, maar verder is er weinig activiteit.

FASE 2: JONG VOEDSELBOS (2-5 JAAR)

De activiteit verandert als er bomen zijn geplant die een al een wat hogere en veelzijdiger beschutting vormen. Dat gebeurt meestal na twee tot vier jaar. Als fruitbomen vruchten gaan dragen, komen er apen, fruitminnende vogels en andere dieren op af. Herten worden regelmatig gespot, vooral daar waar kruidnagelboompjes geplant zijn. De herten vinden de jonge blaadjes heerlijk. Waar koffie is geplant, en vruchten gaat dragen, is de civetkat een veel geziene gast. De komst van herten en ander ‘klein wild’, trekt jagers aan. Zo hebben we de Civet Cat op camera kunnen krijgen.

FASE 3: VOLGROEID VOEDSELBOS (>8 JAAR)

Het absolute hoogtepunt is de Sumatraanse tijger, die in onze sites rondloopt en wellicht ook op jacht gaat. De tijger is een apexsoort; hij staat bovenaan de voedselketen. Zijn aanwezigheid toont aan dat er op alle niveaus wild is teruggekomen, als de agroforestrysystemen volwassen zijn en op een forestecosysteem lijken. Dit werd andermaal duidelijk, toen we in 2023 een aantal adelaars zagen rondvliegen. We wilden onze oudere sites bezoeken, maar de boeren hadden er geen zin in. Zoveel rondvliegende adelaars betekent namelijk dat er wildebijennesten zijn. Deze bijen bouwen uitsluitend hun nest in intacte bosecosystemen. De foto laat een bijennest zien in onze bomen. Er waren er minimaal vier van deze. In deze oudere agroforestrysystemen zien we dan ook een vrij complete soundscape.

De bijzondere potentie van Gliricidia Sepium

Gliricidia bewijst de Timorese gebieden grote diensten. De boom is een snelgroeiende soort die prima gedijt op gedegradeerde en onvruchtbare bodems. Gliricidia is bovendien een excellente producent van biomassa (zowel hout als blad) en zorgt zo voor een enorme hoeveelheid organisch materiaal in de bodem.

Als stikstofbinder is Gliricidia belangrijk voor de plantengroei. Vooral het blad is hoogwaardig, stikstofrijk voer voor (pluim)vee.

Door aanplant van Gliricidia verbetert de waterinfiltratie in de bodem. Ook reguleert het de afvoer van oppervlaktewater waardoor de kans op overstromingen en bodemerosie veel kleiner is.

Gliricidia wortelt diep. Daardoor hoeft hij niet te concurreren met andere gewassen om water en voedingsstoffen.

Omdat nieuwe takken zich snel ontwikkelen kan Gliricidia intensief gesnoeid worden. Dit management verhoogt de hoeveelheid blad en dus groeit het organisch materiaal voor de bodem snel aan.

De vele Gliricidiabossen op Timor leveren een grote takkenoogst. Die takken zijn geschikt om hekwerk te vlechten en worden gebruikt als brandhout.

De ervaring leert dat takken van 1,5-2 meter lang het meteen goed doen zodra ze in de grond staan. Bovendien reageert Gliricidia heel goed op intensieve snoei. Alles bij elkaar is Gliricidia dus een goedkope optie voor de boeren om het gedegradeerde land weer vruchtbaar te krijgen.

Gliricidia maakt een belangrijk onderdeel uit van de natuurlijke bodemregeneratie en het herstel van ecosysteemfuncties. Naar verwachting is de bodem na twee à drie jaar zo goed hersteld dat de boeren economisch waardevolle gewassen kunnen planten.

Bron: Gliricidia-sepium-Factsheet.pdf (regreeningafrica.org)

Gebundelde krachten: Rimbo Pangan Lestari (RPL)

CO2Operate werkt sinds het begin samen met lokale experts. Zij hebben zich in 2016 verenigd in de onafhankelijke ngo Rimbo Pangan Lestari (RPL). Samen ontwikkelen, verbeteren en implementeren we Gula Gula Forest Programs steeds verder.
RPL bestaat uit gedreven jonge mensen, die inmiddels een hechte vriendschap onderhouden. Ieder heeft zijn eigen expertise en ervaring, een aantal van hen is universitair geschoold.

Het GIS/remote sensing team van RPL brengt het land van de boeren in kaart en zorgt ervoor dat we uitsluitend op dorpsland opereren (adat) en niet op land van staatsbosbeheer. Op die manier verzekeren we onszelf, de dorpsbewoners en de overheid van duidelijkheid over het landeigendom. Het GIS-team bestaat behalve uit GIS-mensen uit geografen en antropologen. Zij zijn onmisbaar tijdens de meetings met de boeren. Landbouwtechnisch geschoolden adviseren de boeren en ons over milieuvriendelijke methoden van bosherstel, want zij weten alles van biologische teeltmethoden en boomverzorging. RPL heeft bovendien een expert op het gebied van boomkwekerijen en het opkweken van boomzaden aangetrokken. Hij geeft leiding aan de kwekerij, die alsmaar groter wordt. Tot slot zijn er financieel geschoolden die de steeds complexere mix van financieringsstromen in goede banen leiden.

Inmiddels heeft RPL negen mensen fulltime in dienst onder bezielende leiding van een geografe. Zij overziet met haar helikopterblik de weerbarstige en complexe werkelijkheid van ecosysteemherstel.

Compost, het zwarte goud

Met cofinanciering van RVO is een eerste grote compostunit opgezet, die 6 tot 8 ton compost per maand levert. De laatste tests worden uitgevoerd om het optimale recept te vinden voor topkwaliteit compost. De vraag ernaar is enorm. Niet alleen bij ‘onze’ boeren, maar ook bij andere boeren die vooral groentes telen. De groentes worden mooier en sterker door de voedingsstoffen uit het zwarte goud.

De voordelen van compost

• Compost werkt langer dan kunstmest.
• Compost kost veel minder en is lokaal beschikbaar.
• Compost spoelt niet zo snel weg als kunstmestkorrels tijdens een regenbui.

Het mes snijdt aan twee kanten: minder kunstmestgebruik en minder kosten voor de boeren. Minder gebruik van kunstmest is ook beter voor de boven- en ondergrondse biodiversiteit. Het bespaart bovendien CO2, onder andere omdat voor de productie van kunstmest fossiele brandstoffen nodig zijn.

Plan Vivo

Plan Vivo is de internationaal leidende standaard voor CO2-projecten die door rurale gemeenschappen worden gedragen. Enige tijd geleden is Plan Vivo erkend door ICROA Code of Best Practices. ICROA is mondiaal de leidinggevende accreditatieorganisatie voor een integere en ontwikkelingsrelevante klimaataanpak.

Bij Plan Vivo staat de actieve participatie van de lokale gemeenschappen centraal. Plan Vivo-projecten werken met gemeenschappen die voor grote uitdagingen staan op het gebied van een steeds verder degraderend natuurlijk milieu.

Plan Vivo-certificaten

De CO2 die afgevangen wordt in deze procesverbetering van natuurlijke en sociale omstandigheden worden als Plan Vivo-certificaten (PVC’s) verkocht. PVC’s zijn meer dan alleen CO2-credits. Zij zouden zonder deze inkomsten uit PVC’s geen toegang hebben tot financiële, technische en organisatorische ondersteuning om tot duurzamer landgebruik en samenwerking te komen. Het is een vereiste dat minimaal 60 procent van de inkomsten uit de PVC’s direct wordt geïnvesteerd in het project en de deelnemers ter plekke. Een PVC stimuleert zo lange termijn duurzaam landgebruik door lokale gemeenschappen en aankomende generaties.

  • PVC’s verminderen armoede door werk en inkomsten voor lokale gemeenschappen te genereren.
  • Via de PVC’s kan het natuurlijk milieu zo worden hersteld en beschermd dat daarmee de lokale gemeenschappen beter af zijn opgewassen tegen de gevolgen van klimaatverandering.
  • PVC’s dragen bij aan bescherming en herstel van de biodiversiteit.
  • Door lokale capaciteit via kennisoverdracht en skills op te bouwen wordt zelfhulp bevorderd.


Een en ander staat onder strenge controle en wordt geëvalueerd door de Plan Vivo-staf en regelmatig door externe, onafhankelijke partijen. Hiermee zijn de operationele kosten gedekt.

weetjes over de SDG’s

De SDG’s (Sustainable Development Goals of Duurzame Ontwikkelingsdoelen) zijn zeventien doelen om van de wereld een betere plek te maken in 2030. De SDG’s zijn afgesproken door de landen die zijn aangesloten bij de Verenigde Naties (VN), waaronder Nederland. De doelen kwamen er op basis van wereldwijde inbreng van organisaties en individuen.
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen startten in 2015 en lopen nog tot 2030. Ze zijn een mondiaal kompas voor uitdagingen als armoede, onderwijs en de klimaatcrisis.
CO2Operate werkt er met Gula Gula doelbewust en doelgericht aan om de drie belangrijkste doelen te bereiken. Dit zijn ze.

Geen armoede

Bestrijding van armoede gaat niet alleen om financiële aspecten, maar ook en vooral om de impact die armoede heeft op het leven van mensen, hun gezondheid, de arbeidsomstandigheden, onderwijs, huisvesting en de natuurlijke omgeving. Gula Gula Forest Programs doet dit via de aanplant van economisch waardevolle bomen op gedegradeerde landbouwgrond. Behalve een beter inkomen door de verkoop van de vruchten en specerijen, komt ook een divers aanbod aan fruit en andere eetbare producten voor de dorpen beschikbaar. Nu deze producten ook lokaal worden verwerkt genereren de boeren een hoger inkomen door de verkoop van eindproducten.

Klimaatactie

In 2015 werd duidelijk dat de effecten van klimaatverandering een grote bedreiging zijn voor mens en natuur. In het Parijs-akkoord dat dat jaar werd gesloten staat dat actie geboden is om klimaatverandering en de effecten daarvan tot staan te brengen. Gula Gula Forest Programs levert daaraan een bijdrage door grote hoeveelheden CO2 vast te leggen door de ontwikkeling van nieuwe voedselbossen op kaal, gedegradeerd land.

Leven op het land

Gezonde ecosystemen en biodiversiteit helpen de weerbaarheid tegen toenemende bevolkingsdruk, intensivering van landgebruik en klimaatverandering te versterken. SDG 15 beoogt bescherming, herstel en duurzaam beheer van het leven op het land in al zijn vormen. Bescherming en herstel van ecosystemen en biodiversiteit staan hierin centraal. Gula Gula Forest Programs doet onderzoek naar de impact op de boven- en ondergrondse biodiversiteit als bos wordt teruggebracht. Duidelijk is dat de verscheidenheid aan planten en dieren steeds groter wordt.

Assisted Natural Regeneration (ANR)

In de strijd tegen klimaatverandering wordt steeds vaker ANR toegepast om herbebossing te realiseren. De methode om gedegradeerd land vruchtbaar te maken zonder de grond te ploegen kost weinig en levert heel veel op. Er zijn verschillende manieren, afhankelijk van de omstandigheden. Zo is in de natte tropen van West-Sumatra het plattrapplankje de basis van succes. Timor, waar het veel droger is, vraagt om een heel andere werkwijze.

0-12 maanden: licht en lucht

In het eerste jaar wordt de alang-alang gekneusd met een plattrapplankje. Het langgras verzwakt daardoor en groeit niet meer. De ontkiemde zaden van inheemse regenwoudbomen die daar door vogelpoep en in ontlasting van andere dieren zijn beland, grijpen hun kans. De boompjes groeien hard door de lucht en het licht dat ze nu bereikt.
Het verzwakte langgras sterft van onderaf af. De bodem neemt de plantenresten op en wordt daar vruchtbaar van.

12-36 maanden: nieuwe aanplant

De grond die door de verterende plantenresten nu ook steeds beter water vasthoudt, is in het tweede jaar geschikt voor aanplant van koffieplanten, specerij- en fruitbomen en andere commercieel aantrekkelijke gewassen. De opbrengst daarvan levert goede inkomsten op en een gevarieerd voedselaanbod.

36-48 maanden: dieren komen thuis

In het derde jaar herstelt het ecosysteem zich steeds verder. Het terrein is inmiddels aantrekkelijk voor uiteenlopende insecten, zoogdieren en vogels. Ze vestigen zich in het gebied; de biodiversiteit gaat met sprongen vooruit.

48-60 maanden: klaar voor de toekomst

Na vijf à zes jaar zijn de ecosysteemdiensten van een bos op het voorheen afgeschreven land grotendeels hersteld. Het groeit en bloeit uitbundig en biedt de bevolking een perspectief van vele jaren.